Onze vieringen volgen de cyclus van het kerkelijk jaar, georganiseerd rondom de grote feesten van Kerst, Pasen en Pinksteren. Het kerkelijk jaar begint op de eerste zondag van de advent, en eindigt met de voleindingszondag, of ‘laatste zondag na Pinksteren’ de week voor de nieuwe advent. De liturgie en kleuren in de kerk veranderen mee met het kerkelijke seizoen.
Advent (van adventus, komst) zijn de vier zondagen voor kerst, waarin we de komst van de Heer verwachten. De liturgische kleur is paars, voor bezinning en voorbereiding; op de derde zondag van advent (Gaudete, verheugt u) is de kleur roze: het licht van Kerst schijnt al door het paars heen.
Met kerst vieren we de geboorte van de Heer. Onze kerk kent zowel een kerstnachtmis in de avond van 24 december als een kerstochtendviering op 25 december. Na het Hoogfeest van kerst volgt de kersttijd, die loopt tot de veertigste dag van kerst, op 2 februari. Deze hele periode is de liturgische kleur wit, symbool voor zuiverheid en geluk. In de kersttijd valt het Hoogfeest van Epifanie (Openbaring van de Heer, 6 januari, vaak gevierd op een zondag kort voor of na deze datum). Het Hoogfeest van de Opdracht van de Heer in de Tempel, ook wel Lichtmis genoemd (omdat in deze viering de kaarsen voor het komende jaar gewijd worden) valt op 2 februari; als dat geen zondag is, vieren we het op de voorafgaande zondag zodat het feest binnen de kersttijd valt.
De zondagen tussen 2 februari en aswoensdag vallen in ‘gewone tijd’; de liturgische kleur is groen, symbool voor verwachting en hoop. Ze zijn genummerd als zondagen na Epifanie.
Met aswoensdag begint de Veertigdagentijd: de tijd van voorbereiding op Pasen. Omdat de datum van Pasen elk jaar verschuift, verschuift de Veertigdagentijd mee. In deze periode, die zes zondagen omvat (aswoensdag is de woensdag voor de eerste zondag; de veertig dagen tellen we van aswoensdag tot Pasen, exclusief de zondagen) is de liturgische kleur opnieuw het paars van voorbereiding en bezinning. Ook de Veertigdagentijd kent een roze zondag, de vierde, zondag laetare (opnieuw ‘verheugt u’), of klein pasen.
De laaste week voor Pasen is de Goede week. Deze week begint met Palmzondag, de zesde zondag van de Veertigdagentijd. In onze kerk wordt op Palmzondag eerst de intocht van de Heer in Jeruzalem gevierd (met liturgische kleur rood), gevolgd door het lezen van het lijdensverhaal (paars). Op woensdag komen vertegenwoordigers van alle parochies van het bisdom samen in de kathedraal voor de chrismamis, om de oliƫn voor de zalving voor het komende jaar op te halen. Op Witte Donderdag vieren we de instelling van de eucharistie (wit); op Goede Vrijdag herdenken we het lijden en sterven van de Heer (paars of zwart; onze kerk is helemaal kaal).
Op het Hoogfeest van Pasen vieren we de opstanding van de Heer; net als bij kerst hebben we zowel een Paaswake in de avond en een Paasmorgen viering. De liturgische kleur blijft wit in de paastijd, die vijftig dagen duurt, tot Pinksteren. Op de veertigste dag van Pasen vieren we eerst de Hemelvaart van de Heer.
Op het Hoogfeest van Pinksteren vieren we de uitstorting van de Heilige Geest en het begin van de kerk. De liturgische kleur is rood, symbool voor het vuur en de liefde van de Geest.
Op de zondag na Pinksteren vieren we het feest van de Heilige Drie-Eenheid, ofwel Trinitatis. De liturgische kleur is wit.
Na Trinitatis begint de gewone tijd; de liturgische kleur is groen. De gewone tijd wordt geteld in zondagen na Pinksteren, uitgaande van de eerst mogelijke datum waarop Pinksteren kan vallen. In deze gewone tijd vallen nog een aantal feesten, die niet alle elk jaar gevierd worden; vaak worden ze alleen gevierd als de datum op een zondag valt. Uitzondering zijn het Ontslapen van de H. Maagd Maria (15 augustus; wit met een blauw accent), Allerheiligen (1 november, wit) en de herdenkingsdag Allerzielen (2 november, paars). Feestdagen van martelaren hebben als liturgische kleur rood, die van andere heiligen zijn wit.