Geschiedenis

Geschiedenis van de Oud-Katholieke Parochie in Delft

De toegangspoort van het Bagijnhof vanaf de Oude Delft.

Wie wandelend op de Oude Delft het poortje met het reliëf van Johannes op Pathmos doorgaat, komt op het Bagijnhof. Behalve enkele mooie middeleeuwse geveltjes aan de rechterkant en de voormalige gebouwen van het Bethel ziekenhuis aan de linkerkant, is er weinig over van de situatie zoals die vroeger was. Weinigen zullen weten dat zich hier nog een kerk bevindt: de in 1743 gebouwde schuilkerk van de Oud-Katholieke parochie. Een veelbewogen geschiedenis ging aan het ontstaan van deze kerk vooraf en het is daarom noodzakelijk om iets over de geschiedenis van het Bagijnhof te vertellen.

Het Bagijnhof

In dit hof woonden van oudsher de ‘vrome begijntjes’. De bekendste onder hen was Geertruid van Oosten, overleden in 1358. Haar standbeeld staat aan de Oude Delft bij de ingang van de Oude Kerk. Begijntjes, die vóór de Reformatie om onduidelijke redenen ‘klopjes’ genoemd werden, waren vaak oudere vrouwen die na het afleggen van de gelofte van zuiverheid, hun intrek namen in de huisjes op het Bagijnhof. Na de Reformatie werd de uitoefening van de ‘Katholieke godsdienst’ officieel verboden. Veel klopjes bleven echter het ‘oude geloof’ trouw en waren van onschatbare betekenis voor de organisatie van in het geheim te houden kerkdiensten. Die misvieringen vonden plaats in schuren, kelders, op zolders (zoals in Amsterdam ‘Ons Lieve Heer op Zolder’) en later in steeds fraaier wordende schuilkerken, die vanaf de openbare weg niet zichtbaar mochten zijn. Vaak gaven de klopjes kleine kinderen catechetisch onderwijs, omdat dit voor priesters verboden was.

Stalpart van der Wiele

De in 1613 her-opgerichte klopjes-communiteit in Delft werd gesticht door de priester-dichter Jan Baptist Stalpart van der Wiele (1579-1630). Hij woonde in het ‘Pastoorshuis’ op het Bagijnhof. Een bronzen plaat aan de gevel van de Oud-Katholieke pastorie herinnert hieraan, terwijl zijn standbeeld in het midden van het Bagijnhof staat; het kijkt in de richting van de pastorie. Na zijn aanstelling in 1612 als pastoor van de H. Hippolytus parochie, door de Aartsbisschop van Utrecht Sasbout Vosmeer, die een geboren Delftenaar was, werd hij in datzelfde jaar Aartspriester van Rhijn en Delfland. De H. Hippolytus parochie heeft tot 1574 gekerkt in de Oude Kerk.

Stalpart van der Wiele was het, die de Katholieken in de bierbrouwerij ‘De verkeerde Wereld’ (het parochie-blad is naar deze brouwerij genoemd) op de Brabantse Turfmarkt en in enkele andere huizen van burgers om zich heen verzamelde. Later werden de bouwvallige kamertjes van de begijnhuizen, die in de nabijheid van de stadsmuren lagen en die van de zijkant op het Bagijnhof uitzagen, hem als gewone kapel in gebruik gegeven. Stalpart van der Wiele was een man van aanzienlijke afkomst. Hij studeerde rechten in Leiden en Orleans, theologie in Leuven, Parijs en Rome en hij was een dichter van grote begaafdheid. Dirk Coster, een Delfts letterkundige uit die tijd, zegt van hem: ‘In tal van heiligenliederen zet hij de Middeleeuwen voort tot diep in de 17e eeuw’. Onder de vele prachtige geschilderde portretten die de kerk bezit, zijn er een aantal van deze priester-dichter Stalpart van der Wiele te bewonderen.

Pastoor Broedersen

Uit de geschiedenis van de parochie zijn enkele pastoors van belang geweest. Hun portretten zijn nog steeds aanwezig: Suitbertus Purmerend, Johannes de Bout, Nicolaas van Erkel en Nicolaas Broedersen. De laatste is van belang omdat hij de ‘bouwpastoor’ werd van de prachtige in Lodewijk XIV en Lodewijk XV-stijl gebouwde schuilkerk. De Oud-Katholieke kerk in Delft was een van de eerste kerken die gebouwd werden als Oud-Katholiek kerk. Dit kwam omdat in 1723 in de Rooms-Katholieke Kerk een breuk ontstond naar aanleiding van een bisschopswijding.

Pastoor Broedersen kon overgaan tot het bouwen van de kerk, omdat hij zeer welgezind tegemoet werd gekomen door de stedelijke autoriteiten, met name door Nicolaas van den Born, de president-burgemeester. Een andere burgemeester, Willem van Berkel, adviseerde zelfs bij de keuze van een architect. Dat werd Gerard Gise, die de bestekken maakte en het werk bij inschrijving aan de ‘minst aannemende’ aanbesteedde. De totale bouwkosten bedroegen fl. 28.244,-. De parochie had slechts fl. 9.718,-. Het ontbrekende bedrag betaalde Pastoor Broedersen uit eigen zak!

 

De bouw

Op 4 juni 1743 werd een begin gemaakt met het afbreken van 2 huizen, schuin achter de thans bestaande pastorie aan het Bagijnhof 25. In de tuin van deze huizen moest de kerk worden gebouwd, zodat hij niet zichtbaar was vanaf de straat. Op 4 juli van dat jaar vond de eerste steenlegging plaats door de vier kinderen van de heer Jan Coch, door ieder kind, op elk de vier hoeken van het nieuwe gebouw een steen. De laatste kapsbint werd op 15 augustus daarop volgend op de muren gehesen en gesteld. Een maand later werden in versneld tempo door een groot aantal werklieden de pannen op het dak gelegd ‘daar er schijn van regen was’.

Op 5 december van dat jaar kwam de stadsarchitect Jacob van Dussen (die waarschijnlijk ook op het Bagijnhof woonde waar nu het restaurant ‘van Dussen’ in is gevestigd), het nieuwe kerkgebouw inspecteren, waarbij hij constateerde dat het geheel ‘binnen de bestemde palen’ was opgezet. Het kerkgebouw mocht namelijk niet groter worden dan de fundamenten van bovengenoemde bouwvallige woningen. In de door Pastoor Broedersen opgetekende beschrijving van de bouw wordt verteld, hoe een zekere juffrouw Anna van Loon (een begijntje) naar de stadsarchitect toegaat en hem een bedrag van 15 gulden en 15 stuivers geeft ‘Opdat onze kerk wat gunstig zoude gemeten worden’. Over steekpenningen gesproken… Het stucwerk werd op 18 september 1743 aanbesteed en was klaar op 19 december van dat jaar. Het kostte frl. 625,- en werd uitgevoerd door ‘Hanschen plakker of stucwerker’, wiens werkelijke naam waarschijnlijk Christiaan Hansche was. Van hem zijn stucwerken bekend in België en in Duitsland. Deze dateren echter uit de jaren 1673-1677 zodat we waarschijnlijk met een nazaat van deze beroemde stucwerker van doen hebben.

Drie dagen voor Kerstmis, op 22 december 1743, de vierde zondag van de Advent, werd het nieuwe kerkgebouw ingewijd. De parochie van de Nieuwe kerk had weer een ’thuis’, al was het dan ook verscholen.

In 1784 werden de parochies van de Oude en de Nieuwe Kerk samengevoegd en werden ze één parochie. Vandaar ook de patronessen van de Oud-Katholieke kerk: Maria en Ursula. (De Nieuwe Kerk was gewijd aan Ursula.)